Door Jeroen Geerts
Uit de overleveringen van mijn familie wil ik u een traditie uit het eind van de jaren 50 toch niet onthouden. We woonden op de bovenste verdieping van een huis aan de Baambruggestraat in Den Haag. Vier broers, mijn zus, mijn ouders en ik. Nou heb ik niet direct recht van spreken want, pas geboren in 1960, heb ik maar heel kort in dat huis gewoond.
Mijn moeder wilde de kerstboom altijd behouden tot na drie koningen op 6 januari. Elk verzoek om toch mee te doen met de plaatselijke kerstboomverbranding werd dan ook resoluut van de hand gewezen. Ná drie koningen. Nadat een van ons (jaarlijks zorgvuldig geselecteerd) spontaan de boon in de cake had gevonden, zoals dat bij de traditie hoort. Dan werd er pas begonnen met het aftuigen van de boom.
Alles begon met het verwijderen van het kindeke Jezus uit de kribbe van de kerststal. Die was er op kerstavond ingelegd door een van ons. Daarna gingen de figuren in het vloeipapier, de kerststal in een doos erbij. Vervolgens was de kerstboom aan de beurt. Ballen er uit. Slingers er af. De vrijwilliger die het engelenhaar eruit haalde en opborg had nog dagen last van jeuk aan de handen.
Dan stond er een kale boom in de kamer met vier opgetogen jongens er om heen. Dit was hét moment. Mijn zus stond ook in de buurt en ik kan me voorstellen dat ze tegenwoordig "Pffff, kleuters!" had geroepen, als oudste van het stel. De boom moest naar beneden en mijn moeder wilde dat uitgedroogde, dennennaalden verspreidende ding niet door haar huis meer hebben. Dus ging hij door het raam.
Als in een goed geoliede militaire operatie werd het raam van de woonkamer wijd open gedaan en de boom richting raam gemanoeuvreerd. Beneden stonden de jongste broers te kijken en boven propte mijn oudste broer de boom door het raam. Onder het schreeuwen van "Kan die?" werd de boom op de rand nog vastgehouden.
Beneden werd zorgvuldig rond gekeken of er geen mensen aankwamen. "Ja hij kan!" werd naar boven geroepen waarop mijn oudste broer de boom losliet.
Nu moet u weten dat er ook een eerste verdieping was in de portiek. De buurvrouw die daar woonde verwonderde zich over de herrie buiten en boven. Juist op het moment dat het sein "Ja, hij kan" klonk stak zij haar hoofd uit het raam om polshoogte te nemen. De boom zoefde rakelings langs haar zorgvuldig gepermanente haar naar beneden. Een gebeurtenis waar mijn vader toch wel wit van om zijn neus werd. Een beetje gekkigheid was prima, maar overlast uit den boze.
Beneden aangekomen was de kerstboom bijna volledig van zijn naalden ontdaan en in kan mij dan ook voorstellen dat de verbranding van die boom niet direct tot een spectaculaire vlammenzee leidde. De naalden werden van de stoep in de goot geveegd. Zo ging dat vroeger. De goot was het afvalputje van Nederland. Wat je kwijt wilde gooide je in de goot. Snoeppapiertjes, spuug en later zelf lange tijd, de hondenpoep.
Mijn vader was echter wel klaar met het kerstboomwerpen en besloot dat het gezin ging verhuizen naar een huis, waar de kerstboom op de benedenverdieping stond. Geen gegooi meer met kerstbomen.
Bij mij gaat tegenwoordig de boom ook uit het raam. Gewoon om de overlast van naalden in huis te voorkomen. Maar ik woon ook beneden. Mijn "Kan die?" en het antwoord van Marja "Ja, hij kan!" klinkt toch wat bizar in de straat op 1 januari.
Uit de overleveringen van mijn familie wil ik u een traditie uit het eind van de jaren 50 toch niet onthouden. We woonden op de bovenste verdieping van een huis aan de Baambruggestraat in Den Haag. Vier broers, mijn zus, mijn ouders en ik. Nou heb ik niet direct recht van spreken want, pas geboren in 1960, heb ik maar heel kort in dat huis gewoond.
Mijn moeder wilde de kerstboom altijd behouden tot na drie koningen op 6 januari. Elk verzoek om toch mee te doen met de plaatselijke kerstboomverbranding werd dan ook resoluut van de hand gewezen. Ná drie koningen. Nadat een van ons (jaarlijks zorgvuldig geselecteerd) spontaan de boon in de cake had gevonden, zoals dat bij de traditie hoort. Dan werd er pas begonnen met het aftuigen van de boom.
Alles begon met het verwijderen van het kindeke Jezus uit de kribbe van de kerststal. Die was er op kerstavond ingelegd door een van ons. Daarna gingen de figuren in het vloeipapier, de kerststal in een doos erbij. Vervolgens was de kerstboom aan de beurt. Ballen er uit. Slingers er af. De vrijwilliger die het engelenhaar eruit haalde en opborg had nog dagen last van jeuk aan de handen.
Dan stond er een kale boom in de kamer met vier opgetogen jongens er om heen. Dit was hét moment. Mijn zus stond ook in de buurt en ik kan me voorstellen dat ze tegenwoordig "Pffff, kleuters!" had geroepen, als oudste van het stel. De boom moest naar beneden en mijn moeder wilde dat uitgedroogde, dennennaalden verspreidende ding niet door haar huis meer hebben. Dus ging hij door het raam.
Als in een goed geoliede militaire operatie werd het raam van de woonkamer wijd open gedaan en de boom richting raam gemanoeuvreerd. Beneden stonden de jongste broers te kijken en boven propte mijn oudste broer de boom door het raam. Onder het schreeuwen van "Kan die?" werd de boom op de rand nog vastgehouden.
Beneden werd zorgvuldig rond gekeken of er geen mensen aankwamen. "Ja hij kan!" werd naar boven geroepen waarop mijn oudste broer de boom losliet.
Nu moet u weten dat er ook een eerste verdieping was in de portiek. De buurvrouw die daar woonde verwonderde zich over de herrie buiten en boven. Juist op het moment dat het sein "Ja, hij kan" klonk stak zij haar hoofd uit het raam om polshoogte te nemen. De boom zoefde rakelings langs haar zorgvuldig gepermanente haar naar beneden. Een gebeurtenis waar mijn vader toch wel wit van om zijn neus werd. Een beetje gekkigheid was prima, maar overlast uit den boze.
Beneden aangekomen was de kerstboom bijna volledig van zijn naalden ontdaan en in kan mij dan ook voorstellen dat de verbranding van die boom niet direct tot een spectaculaire vlammenzee leidde. De naalden werden van de stoep in de goot geveegd. Zo ging dat vroeger. De goot was het afvalputje van Nederland. Wat je kwijt wilde gooide je in de goot. Snoeppapiertjes, spuug en later zelf lange tijd, de hondenpoep.
Mijn vader was echter wel klaar met het kerstboomwerpen en besloot dat het gezin ging verhuizen naar een huis, waar de kerstboom op de benedenverdieping stond. Geen gegooi meer met kerstbomen.
Bij mij gaat tegenwoordig de boom ook uit het raam. Gewoon om de overlast van naalden in huis te voorkomen. Maar ik woon ook beneden. Mijn "Kan die?" en het antwoord van Marja "Ja, hij kan!" klinkt toch wat bizar in de straat op 1 januari.
Ja, dat verhaal komt me bekend voor. De bomen waren toen nog altijd voorzien van een houten kruis als standaard. Hierdoor ontstond er na het werpen een perfect kruis op de de straat omgeven door een berg dennennaalden. De boom zelf wilde hierna inderdaad niet meer branden.
BeantwoordenVerwijderen